Geschiedenis spoorwegen
in en om
Roosendaal

 
Niets uit deze website mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van kopie, op digitale of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van auteur en/of webmaster.
 

Het station Oudenbosch (1)

 
Aan de hand van een 30-tal plaatjes uit het (verre) verleden van het spoorwegstation Oudenbosch en omgeving volgt een historische schets in woord en beeld.
 
 
 
Een locomotief van de HIJSM uit de serie Visscherij - Schie (nrs. 83-88, 101-115 en 149-153, later serie NS 3101-3126) passeert het station Oudenbosch met een goederentrein van Rotterdam DP naar Roosendaal. Het is een van de weinige plaatjes, zo niet het enige, van een locomotief van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij in West-Brabant. Deze onderneming had sinds 1890 het medegebruik van het traject Rotterdam - Essen van de de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS). De machines werden gebouwd in de jaren 1879-1883 door de fabriek van A. Borsig te Berlin-Tegel. De locomotieven gingen naar de sloper in de jaren 1925-1932.
 
Te zien aan het nummerplaatje op de rookkastdeur reed de locomotief nog onder HIJSM-vlag, zodat de foto is te dateren uit de jaren kort na 1910. Het stationsgebouw bevindt zich met de twee uitbouwen aan de perronzijde nog in de toestand van 1885 en zal dat nog tot in 1949 blijven. Anno 2013 is alles, inclusief het gebouwtje voor privaten en waterplaatsen (links met ingang voor dames aan de perronzijde en die voor heren aan de zijkant) nog steeds aanwezig. De gebouwen zijn alleen niet meer in gebruik voor het doel, waarvoor ze destijds werden opgetrokken.
 
 
Locomotief HIJSM 109 'Donder' in oorspronkelijke toestand. De machine is nog niet beremd en de zandstrooier werkt alleen maar bij vooruit rijden op de middelste drijwielen. Uit: De Nederlandse stoomlocomotieven, Alkmaar 2005 (8e druk).
 
Het aantal in Oudenbosch stoppende treinen steeg langzaam tot 9 stuks in 1902 per richting. Tussen 1880 en 1910 schommelde in Oudenbosch het aantal vertrekkende reizigers op enkele reizen en retourkaarten tussen de 16.500 en 20.500 per jaar. Het gemiddelde lag op ongeveer 19.000 per jaar, dus slechts 52 reizigers per dag.
Slechts 1,5 procent reisde in de 1e klasse. De 2e klasse kwam tot 17,5 procent. Het leeuwendeel van de Oudenbossche bevolking zat echter in de 3e klasse: 81 procent.
 
 
Het hotel 'Tivoli' vormde voor de plattelandsreizigers het overstappunt tussen trein en tram. Van hieruit kon je vanuit Oudenbosch in de jaren 1892-1934 per stoomtram naar Hoeven, Etten en Breda, of naar Oud Gastel, Willemstad en Steenbergen reizen. Vanaf 7 oktober 1934 ging echter alle aansluitend vervoer per autobus van de BBA. Ansichtkaart uit circa 1910.
 
 
Het hotel 'Tivoli' in Oudenbosch vormde vanaf 7 oktober 1934 voor de plattelandsreizigers het overstappunt tussen trein en autobus van de BBA. Van hieruit kon je naar Hoeven, Etten en Breda, of naar Oud Gastel, Willemstad en Steenbergen. Ansichtkaart uit circa 1955.
 
 
De Zuid-Nederlandsche Stoomtramweg-Maatschappij opende op 17 augustus 1890 haar lijn vanuit Breda (Princenhage) over Etten en Hoeven naar Oudenbosch (Wagenhoek). Op oudejaarsdag 1892 werd de lijn via Oud Gastel, Gastelsveer (met een zijtak tot Roosendaal) en Kruisland verlengd tot Steenbergen. Op 15 december 1906 volgde nog Oud Gastel - Fijnaart - Willemstad. In Oudenbosch waren vier haltes: Velletri (Boschendijk), hotel 'Tivoli', Markt en Wagenhoek. De stoomtram bewees onschatbare diensten voor de ontsluiting van het platteland. Zij was bij uitstek het vervoermiddel voor het gewone volk.
 
Het aantal stoomtrams van de ZNSM op haar hoofdlijn Breda - Steenbergen bedroeg in 1928 (het beste jaar van het stoomtrambedrijf in Nederland) negen stuks in elke richting. Globaal gezien was dat een tweeuurdienst. Naar Oud Gastel werd Oudenbosch gepasseerd om 7.35 u., 8.50 u., 11.10 u., 13.00 u., 14.55 u., 16.10 u., 17.45 u., 19.20 u. en 21.05 u. Vijf trams gingen er door naar Steenbergen, drie naar Willemstad en een had Oud Gastel als eindpunt.
 
In omgekeerde richting reden de trams om 6.35 u. (of 7.10 u., naar gelang de weekdag), 9.15 u., 10.45 u., 13.25 u., 14.25 u., 16.30 u., 18.05 u., 19.40 u. en 20.35 u. door Oudenbosch. Zij kwamen in hetzelfde aantal als op de heenreis vanuit Steenbergen, Willemstad en Oud Gastel.
 
De foto toont locomotief ZNSM 9, gebouwd in 1899 bij de 'S.A. de Construction "La Metallurgique", Ateliers de Tubize' in Belgie, met enkele reizigersrijuigen en gesloten goederenwagens, een gebruikelijke samenstelling voor een stoomtram rond 1910. De machine vond haar einde onder de snijbrander in 1938.
 
 
De overweg aan de Bosschendijk was tot in de jaren zeventig voorzien van een mechanisch bediende overweg, eerst ter plaatse bediend en vanaf 1956 vanuit het stationsgebouw. Hoe ging dat nu in zijn werk? Bij veel overwegen stond een wachterswoning, waarin een wachter met zijn gezin woonde. Tot de verbetering van de arbeidsvoorwaarden in 1903 was de man overdag vaak aan het werk langs de lijn en zorgde moeder de vrouw naast haar huishouden (met vaak veel kinderen) voor het openen en sluiten van de overwegbomen. Zodra een trein in aantocht was, werd zij hierop geattendeerd door het luid rammelen van het kloksein bij de overweg (links op de foto, tussen de bomen zichtbaar).
 
De overwegwachteres moest dan met de hand aan weerszijden van het spoor neerlaten, al duurde het dan nog minstens drie minuten voordat de trein passeerde. Nadat haar man overdag zijn werk had gedaan, zorgde hij 's avonds en 's nachts voor het openen en sluiten van de overweg. Hij was dus eigenlijk samen met zijn vrouw 24 uur per dag in dienst .
 
Nadat in 1903 de werktijden voor het spoorwegpersoneel werden beperkt, moest er een tweede wachter worden aangesteld, een invaller of loopwachter. Deze man huisde in een wachtpostje bij de overweg. Hij hoefde het gezin van de vaste kracht dus niet in de weg te zitten. De procedure bleef verder hetzelfde.
 
Ter besparing van de kosten werd al in de jaren twintig, toen het spoorwegbedrijf drastisch moest bezuinigen, op heel wat overwegen de bewaking opgeheven. Die in Oudenbosch aan de Bosschendijk bleef in stand en ging pas in 1936 over naar de stationsbeambte in het stationsgebouw.
 
 
Een detail uit de voorgaande foto laat het kloksein zien (links tussen de bomen). De tramweg had aparte sluitbomen en was bovendien nog uitgerust met stopseinlantaarns, althans vanuit het zuidoosten gezien. Alle sluitbomen waren uitgerust met traliewerk, opdat kleine kinderen er niet onderdoor zouden kruipen. Menig oudere herinnert zich nog wel het karakteristieke rammelend geluid bij het neerkomen ervan.
 
De overweg werd aan beide zijden van het spoor verlicht door olie- of gaslantaarns. Met behulp van een ladder (geplaatst tegen de lantaarnpaal bij wachterswoning 10) zorgde de wachter kort na zonsondergang voor het aansteken van de lantaarns. Het eenvoudige houten wachtpostje voor zijn invaller is rechts op de foto te zien.
 
Bij wachterswoning 10, genummerd vanaf Lage Zwaluwe, staat vermoedelijk een bouwkeet. De wachterswoning is een riante nieuw-bouw uit 1904, ter vervanging van een onderkomen uit 1872. Destijds stonden er negentien wachterswoningen, van uiteenlopende typen, langs het baanvak Lage Zwaluwe - Roosendaal. Wachterswoning 10 werd gesloopt in 1962.
 
Vanaf de jaren twintig ontstond bij het spoorwegbedrijf het gebruik om stations uit te rusten met versieringen. Jaarlijks was hieraan een wedstrijd verbonden die het stationspersoneel moest uitnodigen een zo mooi mogelijke versiering op hun standplaats te maken. Vaak ging het om voorstellingen die het publiek moest uitnodigen van de trein gebruik te maken.

De wedstrijd stierf in de jaren zestig een zachte dood bij gebrek aan deelnemers, dit als gevolg van jarenlange afslankingen bij de NS en zelfs het opheffen van de functie stationschef, zoals in Oudenbosch in 1965.

Oudenbosch heeft enkele malen een eervolle vermelding gekregen, zoals in 1934. De foto rechts (niet uit 1934) toont een opgesmukt stootjuk, geplaatst aan het eind van het kopspoortje aan de zuidoostzijde van het emplacement bij de overweg in de Bosschendijk. Op de voorgrond zien we de tramrails van de ZNSM, die het hoofdspoor Roosendaal - Lage Zwaluwe kruisen.

Dit kopspoortje was aangelegd in 1921 als een extra beveiliging. Voordien konden goederenwagens gemakkelijk vanaf het spoor langs de laad- en losweg onverhoeds op het hoofdspoor terecht komen. De oude situatie laat zich trouwens het beste zien op de vorige plaat (ter plaatse van de goederenwagens, links), waar het spoor langs de laad- en losweg rechtstreeks uitloopt in het hoofd-spoor Roosendaal - Lage Zwaluwe.

Mocht in de nieuwe situatie een goederenwagen aan het rollen gaan, dan reed hij over het beveiligde en recht liggende wissel altijd tegen het stootjuk aan. Dat er dan van de versiering niets overbleef, was van ondergeschikt belang.
 
 
Een voorbijganger op de Bosschendijk had nog al wat te lezen:
Onder het nummer van locomotief NS 1707 staat te lezen: REIST PER SPOOR MET UWE VEREENGING MOOI NEDERLAND DOOR, geflankeerd door links: KANT EN KLAAR TOCHTJES, rechts: SPIDO TOER ROTTERDAM en onder: RAADPLEEGT SCHEMA'S VOOR GEZELSCHAPSREIZEN en INLICHTINGEN OP HET STATION.
Iets naar onder stond: IEDER REIST NU PER SPOOR en daaronder: PRIJS RETOURKAARTEN 3e KL. NAAR
ROOSENDAAL.............. slechts fl. 0,30
BERGEN OP ZOOM .........................0,75
ZEVENBERGEN.................................0,30
DORDRECHT.....................................1,05
ROTTERDAM.....................................1,65
Ook het stukgoederenvervoer werd niet vergeten met de slogan:
VERZENDT PER SPOOR, VLUG, VOORDELIG, VANDAAG VERZONDEN, MORGEN BESTELD.
 
In het tijdschrift Spoor- en Tramwegen van 18 december 1934 wordt niet alleen aandacht besteed aan de drie prijswinnaars (Castricum, Almelo en Winterswijk), maar ook aan de eervolle vermeldingen van dat jaar aan Voorthuizen, Oosterbeek-Laag, Kolham, Oudenbosch, Velp, Zuidbroek, Zaandam, Meerssen en De Klomp.
 
Voor Oudenbosch is de versiering op onderstaande foto gefotografeerd. Een trotse stationschef Dirk Bos (1886-1944) staat in beeld. Hij was geboren in Barneveld, in 1907 te Ede in dienst getreden en via Ede, Leiden, Arnhem, Roosendaal en Maastricht op 16 oktober 1932 in Oudenbosch als stationschef 3e klasse terecht gekomen. Hij zou er precies vier jaar blijven. In die vier crisisjaren zakte zijn salaris van fl. 3243,-- naar fl. 2496,--. Op 16 oktober 1936 vertrok hij als chef naar het Groningse goederenstation Onnen, waar hij op Nieuwjaarsdag 1944 werd vermoord. Wat was er gebeurd?
 
Anne Jannes Elsinga, chef van de Bijzondere Recherche in Groningen en als zodanig medewerker van de Sicherheitsdienst (SD), was een fel antisemiet en maakte een fanatieke jacht op joden, onderduikers en illegale werkers. Hij kwam op het spoor van een groep die in Bedum het verzetsblad Trouw drukte en verspreidde. Op 31 december 1943 werd hij door verzetsman Reint Dijkema geliquideerd. Als gevolg van deze aanslag werden in het kader van de ‘Aktion Silbertanne’ zes verzetslieden vermoord, onder wie Dirk Bos op 1 januari 1944, stationschef te Onnen. Deze acties golden als een represaillemaatregel voor aanslagen op vooral Nederlandse collaborateurs. Ze werden eerst uitgevoerd door speciaal geformeerde moordcommando's van de Waffen SS en later alleen door het Sonderkommando Feldmeijer.
 
De andere slachtoffers waren Leo Bohemen(Joods vertegenwoordiger), Bront H.J.W. Bossinga (directeur Nutsspaarbank), Pieter H.E. van Dooren (directeur MTS), Leo J.F. Swint/ (verzekeringsagent) en Freerk Zigterman (middenstander). Andere mensen die ook op de lijst stonden, werden niet gevonden en ontsnapten aan de vergelding. Verder werden 36 personen overgebracht naar Vught als gijzelaar.
 
 
In het artikel over de stationsversieringen in het tijdschrift Spoor- en Tramwegen van de hand van G. Leopold, oud-afdelingschef van de NS, staat te lezen over Oudenbosch:
Aan de zuidzijde van het station, langs het perron een reeks van heesters en dahlia's, lang 100 meter, en tegenover het station, langs de laad- en losweg, een dergelijke reeks van ongeveer 250 meter, ziedaar de versiering in groote trekken. Het geheel maakte een fraaien en weelderigen indruk. Een van de stations, waarheen de herinnering steeds weer terug gaat. Als reclame een betonnen bak met marmerblokjes, waarin de letters met vliegend wiel van gegoten cement. Tegen de voorzijde van de bak reclame van steenslag. Het geheel omgeven door bloemen. Een photo van deze bak moge het geschrevene nog verduidelijken (zie boven).
 
 
Met uitzicht op de koepel van de basiliek stond op het eerste perron naast het stationsgebouw in een bloemperk te lezen:
VERVOER PER SPOOR HEEFT ALLES VOOR, VEILIG VLUG VOORDELIG, REIST PER SPOOR
 
Met al deze reclame-uitingen werd de Nederlandse taal echter tot op de dag van vandaag geweld aangedaan. Net zo min dat je per water, per lucht of per weg kunt reizen, gaat dat ook niet per spoor. We reizen per schip, per vliegtuig, per auto of per trein en niet anders. Helaas is het een Nederlander niet gegeven om consequent te handelen en onnozele rijmelarij te mijden.
 
 
Vanuit een tuin aan de oostzijde van het spoor had je destijds een prachtig kijkje op het stationsgebouw en de basiliek. Anischtkaart uit de jaren van vóór 1950. De elektrificatie van de spoorweg is nog niet uitgevoerd.
 
 
Op deze plaat, kort voor 1910 opgenomen, is naast het stationsgebouw, nog de goederenloods uit 1881 en het gebouwtje voor privaten en bergplaats uit 1885 (helemaal rechts) te zien. Wij zien aan beide uiteinden van het stationsgebouw de zijvleugels op het perron in originele toestand. De zuidelijke zou in 1949 worden afgebroken voor een beter uitzicht van de stationsbeambte (post T).
 
Op de foto is naast een binnenrijdende trein uit Roosendaal, getrokken door locomotief SS 827, nog een hoop volk op het perron te zien. Naast toekijkende schooljongens en reizigers zijn dat onder meer de stationschef, een stationsbeambte en enige stationsarbeiders voor het lossen en laden van stukgoederen uit het bagagerijtuig van de trein. Pas als de trein is gestopt komt het teken dat het eerste spoor mag worden overgestoken. Het tweede perron is te smal om daar op voorhand reizigers toe te laten.
 
 
In 1910 moest het privaat- en bergplaatsgebouwtje uit 1885 plaats maken voor de uitbreiding van de inmiddels veel te klein gebleken goederenloods aan de noordzijde van het stationsgebouw. Deze goederenloods werd tweemaal zo groot, waarbij het dak niet langer meer parallel aan het spoor lag, maar dwars erop. Met het heengaan van het stukgoederenvervoer in de jaren zestig kreeg de loods een nieuwe bestemming als fietsenstalling. Maar in oktober 1985 sneuvelde het gebouw om plaats te maken voor 'overdekte rijwielklemmen'.
 
 
Aan de zuidzijde van het stationsgebouw verrees in 1910 een gebouwtje voor privaten en waterplaatsen, dat er nog altijd staat maar alleen een functie heeft als bergplaats voor de bewoners van de op de Rijksmonumentenlijst staand stationsgebouw.
 
 
In de jaren 1914-1918 kregen vele spoorwegstations in het zuiden en oosten van het land een militaire bezetting, zo ook in Oudenbosch. De foto komt uit het album van Guillaume Leonard van Lanschot Hubrecht, geboren op 1 januari 1870 in De Bilt. Hij was in de jaren 1911-1918 Inspecteur Directe Belastingen te Roosendaal en woonde aan de Stationsstraat 22. Als zodanig bracht hij in 1915 een bezoek aan Oudenbosch en werd hij op de gevoelige plaat vastgelegd te midden van in Oudenbosch gelegerde militairen.
 
 
Na de verlenging van de perrons in 1911 en 1921 en de uitbreiding van de laad- en losfaciliteiten in 1916 en 1921 was het emplacement in zijn meest omvangrijke vorm tot stand gekomen. Nadat het veevervoer (met de opening van de Moerdijkbrug voor het wegverkeer) was overgegaan naar de vrachtauto vond in 1938 de eerste afslanking plaats. De verhoogde laad- en losplaats aan de noordzijde van het stationsgebouw werd toen afgegraven en het bijbehorende kopspoor met wisselverbindingen opgebroken. De foto uit circa 1935 laat ons nog het station Oudenbosch in volle glorie zien. Een stukgoederenwagen bevindt zich bij de verhoogde laad- en losplaats. Helemaal rechts staat wachterswoning 10.
 
 
In verband met de elektrificatie van het traject Dordrecht - Roosendaal werd het emplacement in 1949 gewijzigd. Het lage tweede perron, dat al sinds 1881 tussen het eerste en het tweede spoor lag, werd vervangen door een nieuw en hoog gelegen perron aan de zuidzijde van het tweede spoor. Voortaan lagen de beide hoofdsporen ten noorden en twee zijsporen ten zuiden van het tweede perron. De officiële inhuldigingsrit vond plaats op 11 mei 1950.
 
 
Ter gelegenheid daarvan liet het gemeentebestuur van Oudenbosch zich niet onbetuigd. Op het eerste perron werd een fraaie zitbank met omringende beplanting geplaatst. Tijdens de inhuldigingsrit met president-directeur F.Q. den Hollander vond een presentatie plaats met toespraken van de burgemeester van Oudenbosch en de president-directeur van de NS. Talloze vertegenwoordigers van de plaatselijke geestelijkheid en het verenigingsleven lieten zich niet onbetuigd om de feest op te vrolijken. Uiteraard kwam toenmalig burgemeester Bart Funk aan het woord.
 
 
Aandachtig werd naar de plannen van de NS, in de persoon van de president-directeur F.Q. den Hollander, geluisterd. En dat alles in een serene rust, zonder voorbijgangers, laat staan fietsers en automobilisten.
 
 
Het in steen en smeedijzer uitgevoerde geschenk werd echter in de loop der jaren door vandalisme geteisterd en verdween uiteindelijk in de winter van 1990-1991, zonder dat iemand zich toen nog de herkomst ervan realiseerde. Triest, maar waar gebeurd.
 
 
Op 16 april 1956 werd het baanvak Zevenbergen – Roosendaal voorzien van automatisch blokstelsel. Tegelijk kreeg het emplacement Oudenbosch een All-Relais-beveiliging met bediening vanuit het nieuwe seinhuis post T (T = Treindienstleider) in het stationsgebouw. Ook kreeg de treindienstleider de bediening van de toen nog niet-automatische overwegbeveiliging aan de Bosschendijk te doen.
 
De foto laat het bedieningstableau van de AR-beveiliging zien. Duidelijk te herkennen zijn de plaats van het stationsgebouw met perrons, de sporen, de wissels en de seinen. Rechts, aan de Roosendaalse kant, ligt de enige spooraansluiting die Oudenbosch ooit heeft gekend (1955-1965). De AR-beveiliging in Oudenbosch hield het uit tot 3 juli 1994, toen de bediening van alle wissels en seinen in Oudenbosch en andere stations overging naar de Centrale Verkeersleiding (EBP) in Roosendaal.
 

 
In het vroege voorjaar van 1956 is de nieuwe AR-beveiliging in Oudenbosch nog volop in aanleg. De nieuwe seinpalen zijn al geplaatst. Maar op de foto is goed te zien dat de trekdraden voor de bediening van de wissels aan de uiterste oostzijde van het emplacement onder de overweg aan de Bosschendijk door gaan. Wie kan zich overigens dit beeld in oostelijke richting vanaf het perron nog helder voor de geest halen?
De overweg werd in 1936 voorzien van mechanisch bediende overwegbomen (MBO), bediend vanaf het perron bij seinhuis post T in het stationsgebouw. Deze overwegbomen werden op 1 april 1969 vervangen door een AHOB en in maart 1992 kreeg de Bosschendijk aparte sluitbomen voor voetgangers.
 
 
De overweg aan de andere zijde van het station in de Lollestraat werd in vroegere tijden bewaakt vanuit een ter plaatse aanwezige wachtpost en kreeg pas in 1930 mechanisch bediende overwegbomen (MBO), bediend vanaf het perron bij seinhuis post T in het stationsgebouw.
Met ingang van 3 januari 1972 was het einde verhaal met de overweg. De foto is gemaakt op 26 december 1971. Duidelijk is te zien dat de perrons al aan de Lollestraat ophielden. Via deze overweg was ook de laad- en losplaats aan de zuidzijde van de perrons te bereiken.
 
 
Nog verder naar het zuiden stond bij de overweg in de weg van Oudenbosch naar Bosschenhoofd (overweg Molenstraat / Vaartweg) wachterswoning 11 uit 1885. Hierbij stond ook een seinhuis post I voor het op afstand bedienen van de wissels en seinen aan de zuidzijde van het emplacement. Het dateerde uit 1904, toen er tussen de huidige Zeggeweg en de Vaartweg een derde spoor als inhaalspoor werd aangelegd. Dit inhaalspoor werd beveiligd vanuit twee seinhuizen: A aan de Zeggeweg en B aan de Molenstraat.
Het emplacement Oudenbosch zelf kreeg vanuit het stationsgebouw ook een centrale bediening van wissels en seinen.
 
Het inhaalspoor werd aangelegd in een tijdperk van hevige concurrerentei tussen de spoorwegmaatschappijen (SS en HIJSM). Aldus konden zij sneltreinen tussen Essen en Rotterdam ( in beide richtingen) kort achter elkaar aan laten rijden en daarbij onderweg andere reizigerstreinen of langzaam rijdende goederentreinen passeren. Kort na 1905 zagen zij het nutteloze van dit gedrag in en was het inhaalspoor al niet meer nodig. Toch is het pas in 1921 vervallen, waarbij ook seinhuis A werd afgebroken. Tot op de dag van vandaag herinnert het bredere baanlichaam (geschikt voor drie sporen) tussen de Zeggeweg en de Vaartweg nog aan een uitspatting van een moordende concurrentiestrijd.
 
Het seinhuis B werd in 1921 omgedoopt in post II en post I lag in het stationsgebouw. Later werden zij respectievelijk post I en post T. Op de foto uit het vroege voorjaar van 1956 is in de verte het stationsgebouw te ontwaren en bij de overweg aan de Molenstraat / Vaartweg staan het seinhuis post I en wachterswoning 11 uit 1885. Na het in dienst komen van de AR-beveiliging op 16 april 1956 raakte post I buiten dienst. In april 1957 volgde afbraak. Wachterswoning 11 volgde pas in januari 1967.
 
 
Om in Oudenbosch het vervoer per trein naar het nieuwe gemeentelijke industrieterrein te stimuleren werd in januari 1955 een wissel gelegd in het hoofdspoor Lage Zwaluwe - Roosendaal (nog juist links op foto te zien en ook op het tableau in het stationsgebouw).
De eerste spooraansluiting (met een lengte van slechts 100 meter) volgde in september 1955. De 'gelukkige' was de ‘N.V. Verenigde Blikfabrieken Oudenbosch’. Maar niet lang, want al in maart 1965 werd het spoor bij de fabriek opgebroken en in december 1965 ging het wissel en alles wat er mee samenhangt uit de beveiliging.
 
 
Op 26 december 1971 zag het er in Oudenbosch nog precies zo uit als in de jaren vijftig. Vanaf het perron keek je naar het zuiden de weilanden in met in de verte enkele boerderijen. Alle gebouwen zoals die in 1910 waren gebouwd, bestonden nog. Er was volop rust tussen het passeren van twee treinen. De treindienstleider kon een fotograaf vanuit zijn post T mooi in de gaten houden. Op zijn station was er geen vandalisme.
 
De automatische overpadbomen waren al wel geplaatst, maar nog niet in dienst. Dat zou pas gebeuren op 3 januari 1972. En op 10 juli 2005 volgde eenzelfde overwegbeveiliging in spoor 3.
 
In de jaren zestig werd het vervoer over de weg met steeds grotere vrachtauto’s een flinke concurrent voor het spoorwegbedrijf. Rond 1970 was het stukgoederenvervoer geheel verlopen. Toen dan ook nog het steenkolenvervoer uit de Nederlandse mijnen werd gestaakt, konden in Nederland honderden stations voor het goederenvervoer worden gesloten. Oudenbosch was aan de beurt op 28 mei 1972.
 
 
Al zag het er in Oudenbosch op 26 december 1971 nog precies zo uit als in de jaren vijftig, toch reden er supermoderne treinstellen plan V tussen Roosendaal en Dordrecht. Rechts zien we nog niet buiten dienst gestelde goederensporen met daarnaast de laad- en losweg. In 1975 werd het vierde spoor met wisselverbindingen en laad- en losweg opgebroken. In mei 1978 kreeg het tweede perron een nieuwe abri ter vervanging van het betonnen exemplaar uit 1950. Dat hield verband met het geschikt maken van spoor 3 voor reizigers. Tot dan toe telde Oudenbosch slechts twee sporen voor reizigerstreinen.
 
Vanaf 3 juli 1994 geschiedde de bediening van wissels en seinen vanuit Roosendaal, zodat de stationsbeambte in Oudenbosch alleen nog maar kaartjes hoefde te verkopen. Maar ook dat werd in 1998 al verleden tijd.
 
Literatuur:
Marius Broos, Heen en weer, verkeer en vervoer in en om de gemeente, in: Tussen Baarlebosch en Halderberge, Twee eeuwen gemeente Oudenbosch, 1796-1996 (Oudenbosch 1996, blz. 60-84).
Het artikel is in 2015 na wijziging en uitbreiding als aparte brochure onder de naam Heen en weer, verkeer en vervoer in en om Oudenbosch in te zien op deze website, zie homepage. De brochure telt 20 bladzijden en 22 afbeeldingen.